Oplaadproces

Zorg ervoor dat de laadschacht en de accucontacten vrij van grof vuil zijn. Zorg ervoor dat de accu helemaal ingestoken is.

Het oplaadproces begint zodra de netstekker van de oplader in het stopcontact gestoken en minimaal één accu in de laadschacht (2) voor 14,4-V-/18-V-accu's of in de laadschacht (1) voor 10,8-V-/12-V-accu's gestoken wordt en/of een laadkabel in de USB-bus (4) gestoken wordt.

De als eerste in de laadschacht (1)/(2) geplaatste accu wordt ook het eerst opgeladen. Aansluitend wordt automatisch de als laatste geplaatste accu opgeladen.

Een aangesloten, extern USB-apparaat wordt altijd opgeladen, ongeacht of er al een accu wordt opgeladen.

Het oplaadproces is alleen mogelijk wanneer de temperatuur van de accu zich binnen het toegestane oplaadtemperatuurbereik bevindt (0–45 °C).

Door het intelligente oplaadproces wordt de laadtoestand van de accu automatisch herkend en wordt er afhankelijk van accutemperatuur en -spanning opgeladen met de telkens optimale laadstroom.

Een duidelijk kortere gebruiksduur na het opladen duidt erop dat de accu versleten is en moet worden vervangen.

Bij langdurig opladen of meermaals opladen zonder onderbreking kan het oplaadapparaat warm worden. Dit is echter onschadelijk en duidt niet op een technisch defect van het oplaadapparaat.